Tot aan het eind van de vorige eeuw waren alle televisies uitgerust met een glazen beeldbuis. In het begin was deze vrijwel rond, maar werd steeds hoekiger en vlakker. De toch al loodzware beeldbuis werd nog zwaarder toen begin Jaren 90 breedbeeldtelevisie werd ingevoerd. Het beeld op de glazen beeldbuizen werd opgebouwd uit horizontale beeldlijnen, die van land tot land verschilden. Hoe meer beeldlijnen, hoe scherper beeld. In Nederland bedraagt het aantal beeldlijnen 625. Elke lijn bestaat weer uit gekleurde puntjes licht. Dat licht moet je mengen. Bij het licht heb je rood, groen en blauw. Met die kleuren kun je andere kleuren licht maken. De snelheid en manier waarop de elektronenbundels de puntjes raken maken het uiteindelijke beeldpatroon. Een moderne breedbeeld-tv voor HD-ontvangst Helemaal vlak werd de beeldbuis echter nooit. En door de uitstulping aan de achterzijde (het elektronenkanon) was een vlakke televisie uitgesloten. Rond de laatste eeuwwisseling verschenen de eerste lcd-schermen, eerst voor de pc, daarna op groter formaat voor televisie. Ze waren volkomen vlak, en hooguit een paar centimeter dik. Het beeld was daarbij niet opgebouwd uit beeldlijnen, maar uit puntjes (pixels). De beeldkwaliteit kwam echter pas goed tot zijn recht toen het zendersignaal digitaal werd, zoals bij een computer. De beeldkwaliteit werd verder vergroot toen de zogenaamde HD-tv zijn intrede deed.